Schrif­te­lijke vragen over uitbreiding melk­vee­hou­derij tot megastal in Oterleek


Indiendatum: 10 mrt. 2022

Inleiding
De gemeente Alkmaar heeft een ontwerp-Omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een melkveehouderij van 95 naar 375 melkkoeien. Daarbij wordt ook nog een aantal van 200 ‘stuks vrouwelijk jongvee tot twee jaar’ gehouden. De stiertjes gaan ongetwijfeld naar een mesterij om na enkele maanden te worden geslacht, als ‘witvleeskalf’ (tegen de grens van bloedarmoede aan) of als roodvleeskalf. Het gaat om het houden van bijna een verviervoudiging van het aantal koeien. De locatie is in Oterleek. Het ontwerpbesluit ligt ter inzage van 3-2-2022 tot 17-3-2022.[1]

Met de uitbreiding naar 375 melkkoeien gaat dit bedrijf ruim over de algemeen gehanteerde grens van megastal heen. Deze grens is 250 melkkoeien, zie rapport ‘Megastallen in beeld’ (WUR)[2].

Het huidige bedrijf kent een grote stal (van 25mx45m). Deze grote stal wordt in breedte én lengte verdubbeld, resulterend in een zeer groot stallencomplex van circa 50m breed en 95m lang.

Wat betreft stikstof verwijst de ontwerp-Omgevingsvergunning naar een Natuurbeschermingswet-vergunning van de provincie uit 2014. De ammoniakemissie zou na de uitbreiding van het aantal koeien niet boven de in 2014 vergunde emissie komen. Op grond van intern salderen kan hierdoor de uitbreiding naar verwachting gerealiseerd worden, aldus de gemeente.

De veehouderij ligt op circa 3,9 kilometer van het meest nabijgelegen voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebied Eilandspolder. Dit natuurgebied is al zwaar overbelast met stikstof.

Voor de berekening van de ammoniakemissie uit de stallen is gebruik gemaakt van de zogenaamde Rav-codes. Dit zijn ammoniakemissiefactoren per stalsysteem uit de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). De gehanteerde Rav code van de aangevraagde nieuw te bouwen megastal is A1.23 (ligboxenstal met o.a. mestschuif). Volgens de Rav stoot een koe in dit stalsysteem 6 kg ammoniak/jaar uit.[3]


Vragen

  1. In de ontwerp-Omgevingsvergunning staan verschillende ammoniakcijfers, zie blz. 11:
    - huidige ammoniakemissie: 1.468 kg ammoniak/jaar;
    - deze neemt bij de voorgenomen uitbreiding toe naar 3.017,5 kg ammoniak/jaar;
    - reeds vergunde stikstofsituatie in 2014: 6.547,9 kg ammoniak/jaar;
    - de emissie na de aangevraagde uitbreiding: 6.414,6 kg ammoniak/jaar.
    Kan het college dit verduidelijken? Wat zijn nu de juiste cijfers? In de Natuurbeschermingswetvergunning 2014 staat 3.105 kg NH3/jr.
  2. In de ontwerp-Omgevingsvergunning is te lezen dat op grond van intern salderen de uitbreiding naar verwachting gerealiseerd kan worden. En dat de provincie Noord-Holland in het kader van de Wet natuurbescherming het bevoegd gezag is.
    Kan het college bevestigen dat dit intern salderen met latente ruimte betreft?
  3. Heeft het college een overleg gevoerd met de provincie of zij van mening is dat de aangevraagde uitbreiding kan worden gerealiseerd, o.a. op het punt van stikstof?
  4. Is het college bekend dat de rechtbank Oost-Brabant in de zaak over de Amercentrale in Geertruidenberg heeft geoordeeld dat niet tot in het einde der dagen intern gesaldeerd moet kunnen worden met de latente ruimte uit een oude vergunning, waarbij het stelde: “zolang ongelimiteerd gebruik kan worden gemaakt van bestaande rechten uit het verleden is het dweilen met de kraan open”[4] [5]?
  5. a) Kent het college de uitspraak van minister van der Wal (Natuur en Stikstof): “Als we hele oude vergunningen gaan afstoffen en die ruimte inzetten, dan doen we niks voor de natuur. Dat noem ik de randjes opzoeken. Die tijd is voorbij.”[6]?
    b) Wordt met deze vergunning de randjes opgezocht?
  6. Erkent het college dat bij de voorgenomen uitbreiding met bijna vier keer zoveel dieren de feitelijke emissie en daarmee depositie op Natura 2000-gebied Eilandspolder toeneemt?
  7. Is het college het met ons eens dat zulke emissieverhogingen niet passen bij de duurzaamheidsambitie van de gemeente en de provincie?
  8. Kan het college bevestigen dat zowel de rechtbank Noord-Nederland[7] als de rechtbank Midden-Nederland[8] besluiten voor de uitbreidingen van veehouderijen hebben vernietigd, omdat zij concluderen dat in verschillende wetenschappelijke rapporten twijfel is aan het rendement van emissiearme technieken, zoals luchtwassers en emissiearme vloeren bij melkveehouderijen (Rav-codes)?
  9. Erkent het college dat in de oude Natuurbeschermingswetvergunning is uitgegaan van de al langer in twijfel getrokken emissiefactoren van Rav-codes en er dus een onjuist uitgangspunt is gehanteerd?
  10. Erkent het college dat wanneer het rendement van de voorgenomen staltechnieken inderdaad (veel) lager is, de eerder vergunde stikstofruimte (2014) ruim wordt overschreden? (nauwelijks verschil tussen de nu berekende ammoniakuitstoot en eerder vergund)
  11. Hoeveel dagen per jaar wordt de dieren van dit bedrijf weidegang geboden?
  12. Wat is de voorkeur van het college: meer megastallen of een transitie van de melkveehouderij naar grondgebonden en natuurinclusieve landbouw?
  13. De inzet op een grondgebonden melkvee- en rundveehouderij is een van de drie pijlers onder het mestbeleid van de toekomst, aldus de minister.[9] Past de onderhavige uitbreiding tot 375 koeien in dit landelijke beleid?
  14. Onderkent het college dat intensivering en schaalvergroting in de landbouw heeft bijgedragen aan een afname van de biodiversiteit, het uitsterven van weidevogels en de vervuiling van het milieu? Zo nee, op welke bronnen baseert het college zich? Zo ja, welke conclusies verbindt het college daaraan?
  15. Hoe geloofwaardig acht het college het dat voor het aanpakken van de stikstofcrisis aan de ene kant veehouderijen met miljoenen euro’s aan belastinggeld worden opgekocht, en tegelijkertijd nog nieuwe megastallen mogen worden gebouwd?
  16. Heeft het college een overleg gevoerd met de provincie over al of niet strijdigheid van de uitbreidingsplannen van de melkveehouderij met de OVNH 2020?
  17. Hoe past de megastal met een stal van 50 bij 95 meter en 11,5 meter hoog volgens het college binnen de Kernkwaliteit ‘Openheid en vergezichten’ van het Bijzonder Provinciaal Landschap Schermer (BPL Schermer)?
  18. Is het bedrijf in de huidige bedrijfsvoering grondgebonden en welke definitie hanteert de gemeente voor grondgebondenheid melkveehouderijen?
  19. Zou het bedrijf na de aangevraagde uitbreiding naar 375 melkkoeien en 200 vrouwelijk jongvee (nog) grondgebonden zijn?
  20. In het ter plaatse geldende “Bestemmingsplan landelijk gebied 2014” staat: “ten aanzien van de bestaande intensieve veehouderij (pluimveehouderij te Grootschermer) geldt dat recentelijk (2011) planologische uitbreidingsruimte is gecreëerd. Dit wordt in het bestemmingsplan overgenomen. Het is niet de verwachting dat in de nabije toekomst verdere uitbreidingsruimte nodig is. Verdergaande uitbreidingsruimte zal daarom niet worden geboden.”
    Inmiddels valt niet-grondgebonden melkveehouderij ook binnen de definitie Intensieve veehouderij (OVNH 2020).
    Past het volgens het college om de uitbreiding van de melkveehouderij toe te staan, gelet op deze tekst in het vigerende bestemmingsplan?
  21. De bedoelde gronden hebben in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied 2014”, de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie’ en de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 2 en 4”. Op gronden met de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie 2 en 4” mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,00 meter.
    De ontwerp-Omgevingsvergunning is tevens onder meer een wijziging van de bouwhoogte op dit punt, naar 11,5 meter. Een motivering om een afwijking van 3 meter naar 11,5 meter bouwhoogte toe te staan ontbreekt in de ontwerp-Omgevingsvergunning.
    Kan het college alsnog deze onderbouwing geven?
  22. Hoe oordeelt het college zelf over de onderbouwing voor een afwijking van 10 meter bouwhoogte van de stal naar 12 meter dat “de hoogte toename van 2,00 meter in het niet valt bij de toename in lengte”?
  23. Ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) moet de afstand tussen een stal met melkkoeien en een burgerwoning minimaal 50 meter zijn. Deze afstand geldt voor woningen buiten de bebouwde kom. In deze casus ligt op 39 meter een burgerwoning (zie de Situatietekening bij de aanvraag en tekst in de ontwerp-Omgevingsvergunning). Volgens de gemeente bevindt zich echter geen emissiepunt van de stal binnen 50 meter. Dit is opmerkelijk, want de grote ligboxstallen zijn veelal over de hele lengte natuurlijk geventileerd, met ‘open zijden’. Als dit het stalsysteem is, is de afstand 39 meter, en niet 50 meter en voldoet het niet aan de stanknorm. Los daarvan staat in de wet dat de afstand geldt vanaf de stal.Voldoet het bedrijf in de voorgenomen uitbreidingssituatie volgens het college aan de Wgv?
  24. Is het college voornemens om de klimaatdoelstellingen die vanuit de overheid via de RES-gebieden zijn opgelegd te behalen?
  25. Is het college bekend met het gegeven dat (intensieve) landbouw en veeteelt volgens het 5e IPCC rapport uit 2014 de grootste bijdrage levert aan de opwarming van de aarde?
  26. De vergunning stamt uit 2014, de klimaatakkoorden van Parijs stammen uit 2015. Sindsdien zijn er beleidsmaatregelen uitgezet en afgekondigd om de doelstellingen uit deze akkoorden te kunnen behalen. Een van deze maatregelen is een reductie van methaanuitstoot door de Nederlandse landbouw met 2,1 Mton, waarvan 0,8 Mton door de melkveehouderij, tot 2030. Methaan (CH4) is 25 keer sterker als broeikasgas dan koolstofdioxide en heeft volgens Wikipedia reeds 0,5 graad van de 1,1 °C bijgedragen aan de opwarming van de aarde. Een koe stoot gemiddeld ongeveer een halve kilo methaan uit per dag. Is het college het met ons eens dat deze forse toename in methaanuitstoot via de verouderde vergunde uitbreiding niet te rijmen valt met de doelstellingen m.b.t. reductie van methaanuitstoot door de landbouwsector?
  27. Voor elke kilo vlees dient er ongeveer 3 tot 10 kilo plantaardig voedsel verbouwd te moeten worden. In het geval van rundvee is dit aan de hoge kant van deze schatting, dus richting de 10 kilo. Hiervoor moet veel kostbare landbouwgrond gebruikt worden welke anders gebruikt zou kunnen worden voor natuur of landbouw t.b.v de voedselvoorziening van de bevolking i.p.v. vee. Is het college het eens met het gegeven dat het houden van vee een groter beroep doet op deze kostbare landbouwgrond dan andere vormen van landbouw?
  28. Past een verviervoudiging van het aantal te houden runderen dan in het plaatje van duurzaam en efficiënt omgaan met onze kostbare landbouwgrond, mede in het kader van de beoogde klimaatdoelstellingen?
  29. Wanneer is het wegdek van de Korte Molenweg voor het laatst vervangen?
  30. Is het college bekend met de slechte staat waar het wegdek waar de Korte Molenweg zich nu in bevindt?
  31. Wat zijn de gemeentelijke kosten voor het onderhoud van de wegen en dijken (Slingerdijk) nu en in de toekomst wanneer het zware verkeer over de Korte Molenweg door deze uitbreiding zal toenemen i.v.m. de aanlevering van voedsel voor het vee en de afvoer van melk en dieren t.b.v. vleesverwerking?
  32. Leidt deze toename van het zware verkeer tot mogelijke gevaarlijke situaties m.b.t. de staat van de dijken waaraan dit bedrijf gelegen is?
  33. Het voorgaande overziende, is het college bereid de ontwerp-Omgevingsvergunning in te trekken?


[1] Vergunningnummer 20212344

[2] 41420 (wur.nl) Megastal in beeld, WUR

[3] Hoofdcategorie A: Rundvee - Kenniscentrum InfoMil

[4] Rechtbank: Regels voor stikstof deugen niet | Trouw

[5] ECLI:NL:RBOBR:2021:6389, Rechtbank Oost-Brabant, 19/2229, 20/342 en 20/923 (rechtspraak.nl)

[6] Waarom spelen provincies een kat-en-muisspel met rechters over stikstof? | Trouw

[7] Rechtbank vernietigt vergunning voor uitbreiding Friese melkveehouderij - Nieuwe Oogst

[8] Uitspraak rechtbank zet vergunningen voor nieuwe veestallen op de tocht | Trouw

[9] 40 procent melkveehouders moet in actie komen voor grondgebondenheid - Nieuwe Oogst

Indiendatum: 10 mrt. 2022
Antwoorddatum: 31 mei 2022

Beste leden van de raad,

De fracties PvdD en GroenLinks hebben ons op 10 maart 2022 vragen gesteld over de ontwerp
omgevingsvergunning voor Korte Molenweg 10 te Oterleek. In deze brief leest u onze reactie, overeenkomstig art. 42 Reglement van Orde voor vergaderingen van
de raad.

Vraag 1
In de ontwerp-Omgevingsvergunning staan verschillende ammoniakcijfers, zie blz. 11:

  • huidige ammoniakemissie: 1.468 kg ammoniak/jaar;
  • deze neemt bij de voorgenomen uitbreiding toe naar 3.017,5 kg ammoniak/jaar;
  • reeds vergunde stikstofsituatie in 2014: 6.547,9 kg ammoniak/jaar;
  • de emissie na de aangevraagde uitbreiding: 6.414,6 kg ammoniak/jaar.

Kan het college dit verduidelijken? Wat zijn nu de juiste cijfers? In de Natuurbeschermingswetvergunning 2014 staat 3.105 kg NH3/jr.

Antwoord
De vergunde ammoniakemissie in 2014 is 3.105 kg NH3/jaar en dat wordt in de nieuwe
situatie 3.017,5 kg NH3/jaar. Abusievelijk is in de ontwerp-Omgevingsvergunning (blz., 11)
sprake van een verschrijving. Dit wordt in het definitieve besluit hersteld.


Vraag 2
In de ontwerp-Omgevingsvergunning is te lezen dat op grond van intern salderen de
uitbreiding naar verwachting gerealiseerd kan worden. En dat de provincie Noord-Holland in het
kader van de Wet natuurbescherming het bevoegd gezag is. Kan het college bevestigen dat dit
intern salderen met latente ruimte betreft?

Antwoord

Nee, er is geen sprake van intern salderen met latente ruimte. Hiervan zou alleen sprake zijn
ingeval van een wijziging ten opzichte van de in 2014 op grond van de Wet
natuurbescherming vergunde situatie. De zinsnede uit de ontwerp-Omgevingsvergunning
over intern salderen is een verschrijving en wordt in het definitieve besluit hersteld.


Vraag 3
Heeft het college een overleg gevoerd met de provincie of zij van mening is dat de
aangevraagde uitbreiding kan worden gerealiseerd, o.a. op het punt van stikstof?

Antwoord
Ja, er is overleg gevoerd met de provincie. De aangevraagde uitbreiding is toegestaan op grond
van de in 2014 verleende en onherroepelijke vergunning op grond van de
Natuurbeschermingswet 1998, die onder de Wet natuurbescherming gerespecteerd moet
worden.


Vraag 4
Is het college bekend dat de rechtbank Oost-Brabant in de zaak over de Amercentrale in
Geertruidenberg heeft geoordeeld dat niet tot in het einde der dagen intern gesaldeerd
moet kunnen worden met de latente ruimte uit een oude vergunning, waarbij het stelde:
“zolang ongelimiteerd gebruik kan worden gemaakt van bestaande rechten uit het verleden
is het dweilen met de kraan open”?

Antwoord

Ja, daar zijn wij mee bekend. Anders dan bij de zaak over de Amercentrale is bij het
ontwerpbesluit geen sprake van intern salderen met latente ruimte, zie antwoord op vraag 2.


Vraag 5
a) Kent het college de uitspraak van minister van der Wal (Natuur en Stikstof): “Als we hele
oude vergunningen gaan afstoffen en die ruimte inzetten, dan doen we niks voor de natuur.
Dat noem ik de randjes opzoeken. Die tijd is voorbij.”
b) Wordt met deze vergunning de randjes opgezocht?

Antwoord

a). Ja, dat is ons bekend.
b). Nee. Het gaat om een omgevingsvergunning milieu voor een activiteit waarvoor in
2014 een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is afgegeven.


Vraag 6
Erkent het college dat bij de voorgenomen uitbreiding met bijna vier keer zoveel dieren de

feitelijke emissie en daarmee depositie op Natura 2000-gebied Eilandspolder toeneemt?

Antwoord

Ja, de feitelijke ammoniakemissie neemt toe van 1.468 kg ammoniak/jaar naar 3.017,5 kg
NH3/jaar. Uit de, bij de ontwerp-omgevingsvergunning gevoegde, Aerius-berekening blijkt
dat de activiteit leidt tot een extra stikstofdepositie van ten hoogste 0,3 mol per hectare per
jaar. Deze extra stikstofdepositie past binnen de ruimte die de vergunning uit 2014 biedt.


Vraag 7
Is het college het met ons eens dat zulke emissieverhogingen niet passen bij de

duurzaamheidsambitie van de gemeente en de provincie?

Antwoord

De verhoging van de ammoniakemissie is toegestaan op grond van de in 2014 verleende en
onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Ambities van de
gemeente of de provincie hebben hier geen invloed op.


Vraag 8

Kan het college bevestigen dat zowel de rechtbank Noord-Nederland als de rechtbank
Midden-Nederland besluiten voor de uitbreidingen van veehouderijen hebben vernietigd,
omdat zij concluderen dat in verschillende wetenschappelijke rapporten twijfel is aan het
rendement van emissiearme technieken, zoals luchtwassers en emissiearme vloeren bij
melkveehouderijen (Rav-codes)?

Antwoord

Wij zijn bekend met de betreffende uitspraken.


Vraag 9

Erkent het college dat in de oude Natuurbeschermingswetvergunning is uitgegaan van de al
langer in twijfel getrokken emissiefactoren van Rav-codes en er dus een onjuist uitgangspunt
is gehanteerd?

Antwoord

De provincie is het bevoegd gezag van de in 2014 verleende en onherroepelijke vergunning
die op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is afgegeven.


Vraag 10

Erkent het college dat wanneer het rendement van de voorgenomen staltechnieken
inderdaad (veel) lager is, de eerder vergunde stikstofruimte (2014) ruim wordt overschreden?
(nauwelijks verschil tussen de nu berekende ammoniakuitstoot en eerder vergund).

Antwoord

Het college is niet het bevoegd gezag voor het vergunnen van ammoniakdepositie op
Natura 2000-gebieden (zie antwoord op vraag 9).
Voor uw informatie: voor de activiteit milieu wordt bij de vergunningverlening in het kader
van de Wabo gekeken naar de nieuwste versie van de stalbeschrijving van het toe te passen
huisvestingssysteem. Als dit voldoet aan de eisen uit het Besluit emissiearme huisvesting is er
geen grond om de vergunning op dit punt te weigeren.


Vraag 11

Hoeveel dagen per jaar wordt de dieren van dit bedrijf weidegang geboden?

Antwoord

De dieren van dit bedrijf wordt 200 dagen per jaar weidegang geboden. Dit is meer dan de
minimale eis van 120 dagen per jaar.


Vraag 12

Wat is de voorkeur van het college: meer megastallen of een transitie van de
melkveehouderij naar grondgebonden en natuur inclusieve landbouw?

Antwoord

Als uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning blijkt dat voldaan wordt aan wet- en
regelgeving kunnen wij als college de aangevraagde vergunning niet weigeren. Dit staat los
van een eventuele voorkeur van de gemeente.


Vraag 13

De inzet op een grondgebonden melkvee- en rundveehouderij is een van de drie pijlers
onder het mestbeleid van de toekomst, aldus de minister. Past de onderhavige uitbreiding
tot 375 koeien in dit landelijke beleid?

Antwoord

In bijlage 1 van de Omgevingsverordening NH2020 is een definitie opgenomen wat wordt
verstaan onder een intensieve veehouderij. De melkveehouderij valt niet onder deze definitie
en is daarmee op grond van de Omgevingsverordening een grondgebonden veehouderij en
past daarmee binnen het huidige landelijke beleid.


Vraag 14
Onderkent het college dat intensivering en schaalvergroting in de landbouw heeft
bijgedragen aan een afname van de biodiversiteit, het uitsterven van weidevogels en de
vervuiling van het milieu? Zo nee, op welke bronnen baseert het college zich? Zo ja, welke
conclusies verbindt het college daaraan?

Antwoord

Het college heeft hierbij geen rol. Aanvragen om omgevingsvergunningen worden door ons
getoetst aan de geldende wet- en regelgeving.


Vraag 15

Hoe geloofwaardig acht het college het dat voor het aanpakken van de stikstofcrisis aan de
ene kant veehouderijen met miljoenen euro’s aan belastinggeld worden opgekocht, en
tegelijkertijd nog nieuwe megastallen mogen worden gebouwd?

Antwoord

Wij hebben hierbij geen rol. Aanvragen om omgevingsvergunningen worden door ons
getoetst aan de geldende wet- en regelgeving.


Vraag 16
Heeft het college een overleg gevoerd met de provincie over al of niet strijdigheid van de
uitbreidingsplannen van de melkveehouderij met de OVNH 2020?

Antwoord

Nee, het bouwplan past binnen de (afwijkings)mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.


Vraag 17
Hoe past de megastal met een stal van 50 bij 95 meter en 11,5 meter hoog volgens het college
binnen de Kernkwaliteit ‘Openheid en vergezichten’ van het Bijzonder Provinciaal Landschap
Schermer (BPL Schermer)?

Antwoord

Het BPL Schermer is niet relevant. Het bouwplan past binnen de (afwijkings)mogelijkheden die
het bestemmingsplan biedt.


Vraag 18

Is het bedrijf in de huidige bedrijfsvoering grondgebonden en welke definitie hanteert de
gemeente voor grondgebondenheid melkveehouderijen?

Antwoord

Ja, zie het antwoord bij vraag 13.


Vraag 19
Zou het bedrijf na de aangevraagde uitbreiding naar 375 melkkoeien en 200 vrouwelijk
jongvee (nog) grondgebonden zijn?

Antwoord

Ja, zie het antwoord bij vraag 13.


Vraag 20
In het ter plaatse geldende “Bestemmingsplan landelijk gebied 2014” staat: “ten aanzien van de
bestaande intensieve veehouderij (pluimveehouderij te Grootschermer) geldt dat recentelijk
(2011) planologische uitbreidingsruimte is gecreëerd. Dit wordt in het bestemmingsplan
overgenomen. Het is niet de verwachting dat in de nabije toekomst verdere uitbreidingsruimte
nodig is. Verdergaande uitbreidingsruimte zal daarom niet worden geboden.”
Inmiddels valt niet-grondgebonden melkveehouderij ook binnen de definitie Intensieve
veehouderij (OVNH 2020). Past het volgens het college om de uitbreiding van de
melkveehouderij toe te staan, gelet op deze tekst in het vigerende bestemmingsplan?

Antwoord

Ja, er is hier geen sprake van een intensieve veehouderij maar van een grondgebonden
veehouderij, zie het antwoord bij vraag 13. De tekst uit het bestemmingsplan heeft alleen
betrekking op de pluimveehouderij te Grootschermer.


Vraag 21
De bedoelde gronden hebben in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied
2014”, de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Cultuurhistorie’ en de dubbelbestemming
“Waarde - Archeologie 2 en 4”. Op gronden met de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie 2
en 4” mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een
bouwhoogte van ten hoogste 3,00 meter. De ontwerp-Omgevingsvergunning is tevens onder
meer een wijziging van de bouwhoogte op dit punt, naar 11,5 meter. Een motivering om een
afwijking van 3 meter naar 11,5 meter bouwhoogte toe te staan ontbreekt in de ontwerp-
Omgevingsvergunning. Kan het college alsnog deze onderbouwing geven?

Antwoord

Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er als gevolg van het bouwplan geen
archeologische waarden worden aangetast. Dit maakt dat voor de beoordeling van het
bouwplan gekeken wordt naar de bouwregels Agrarisch met waarde Cultuurhistorie. Op grond
van die bouw- en afwijkingsregels wordt het bouwplan mogelijk gemaakt.


Vraag 22
Hoe oordeelt het college zelf over de onderbouwing voor een afwijking van 10 meter
bouwhoogte van de stal naar 12 meter dat “de hoogte toename van 2,00 meter in het niet valt
bij de toename in lengte”?

Antwoord

Anders dan in de vergunning is opgenomen bedraagt de hoogteoverschrijding geen 2,00 meter
maar 1,36 meter. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om af te wijken tot een
bouwhoogte van maximaal 12,00 meter. In het kader van de beoordeling van de aanvraag moet
ook aan deze mogelijkheid worden getoetst. De verhoging is noodzakelijk vanwege het concept
van de stal en de daarvoor noodzakelijke inrichting. De verhoging van 10 naar 11,36 meter leidt
niet tot een stedenbouwkundig onaanvaardbaar bouwplan. In vergelijking met de hoogte die
op grond van het bestemmingsplan al mogelijk is, is de gevraagde bouwhoogteoverschrijding
niet onevenredig en is deze niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.


Vraag 23
Ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) moet de afstand tussen een stal met
melkkoeien en een burgerwoning minimaal 50 meter zijn. Deze afstand geldt voor woningen
buiten de bebouwde kom. In deze casus ligt op 39 meter een burgerwoning (zie de
Situatietekening bij de aanvraag en tekst in de ontwerp-Omgevingsvergunning). Volgens de
gemeente bevindt zich echter geen emissiepunt van de stal binnen 50 meter. Dit is
opmerkelijk, want de grote ligboxstallen zijn veelal over de hele lengte natuurlijk
geventileerd, met ‘open zijden’. Als dit het stalsysteem is, is de afstand 39 meter, en niet 50
meter en voldoet het niet aan de stanknorm. Los daarvan staat in de wet dat de afstand geldt
vanaf de stal. Voldoet het bedrijf in de voorgenomen uitbreidingssituatie volgens het college
aan de Wgv?

Antwoord

Ja, het voldoet aan de Wgv. De betreffende zijkant van de te realiseren ligboxenstal wordt
niet geheel open uitgevoerd.


Vraag 24
Is het college voornemens om de klimaatdoelstellingen die vanuit de overheid via de RES-
gebieden zijn opgelegd te behalen?

Antwoord

Ja, de gemeenteraad heeft de RES op 24-6-2021 vastgesteld. Dit besluit voeren wij uit.


Vraag 25
Is het college bekend met het gegeven dat (intensieve) landbouw en veeteelt volgens het 5e
IPCC rapport uit 2014 de grootste bijdrage levert aan de opwarming van de aarde?

Antwoord

Ja, wij zijn bekend met de hoofdconclusie uit het rapport dat de invloed van de mens op het
klimaatsysteem evident is.


Vraag 26
De vergunning stamt uit 2014, de klimaatakkoorden van Parijs stammen uit 2015. Sindsdien
zijn er beleidsmaatregelen uitgezet en afgekondigd om de doelstellingen uit deze akkoorden
te kunnen behalen. Een van deze maatregelen is een reductie van methaanuitstoot door de Nederlandse landbouw met 2,1 Mton, waarvan 0,8 Mton door de melkveehouderij, tot 2030.

Methaan (CH4) is 25 keer sterker als broeikasgas dan koolstofdioxide en heeft volgens

wikipedia reeds 0,5 graad van de 1,1 °C bijgedragen aan de opwarming van de aarde. Een koe
stoot gemiddeld ongeveer een halve kilo methaan uit per dag. Is het college het met ons
eens dat deze forse toename in methaanuitstoot via de verouderde vergunde uitbreiding
niet te rijmen valt met de doelstellingen m.b.t. reductie van methaanuitstoot door de
landbouwsector?

Antwoord

De aangevraagde uitbreiding is toegestaan op grond van de in 2014 verleende en
onherroepelijke vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, welke vergunning
onder de Wet natuurbescherming gerespecteerd moet worden.


Vraag 27

Voor elke kilo vlees dient er ongeveer 3 tot 10 kilo plantaardig voedsel verbouwd te moeten
worden. In het geval van rundvee is dit aan de hoge kant van deze schatting, dus richting de
10 kilo. Hiervoor moet veel kostbare landbouwgrond gebruikt worden welke anders gebruikt
zou kunnen worden voor natuur of landbouw t.b.v de voedselvoorziening van de bevolking
i.p.v. vee. Is het college het eens met het gegeven dat het houden van vee een groter beroep
doet op deze kostbare landbouwgrond dan andere vormen van landbouw?

Antwoord

Dit is niet aan het college. Zie antwoord op vraag 13.


Vraag 28
Past een verviervoudiging van het aantal te houden runderen dan in het plaatje van
duurzaam en efficiënt omgaan met onze kostbare landbouwgrond, mede in het kader van de
beoogde klimaatdoelstellingen?

Antwoord

Dit is niet aan het college. Zie antwoord op vraag 13.


Vraag 29
Wanneer is het wegdek van de Korte Molenweg voor het laatst vervangen?

Antwoord

Dit is niet bekend. Deze gegevens zijn geen onderdeel geweest bij de overdracht van de wegen
van HHNK naar Alkmaar.


Vraag 30
Is het college bekend met de slechte staat van het wegdek van de Korte Molenweg?

Antwoord

Ja, daar is het college mee bekend.


Vraag 31
Wat zijn de gemeentelijke kosten voor het onderhoud van de wegen en dijken (Slingerdijk) nu
en in de toekomst wanneer het zware verkeer over de Korte Molenweg door deze
uitbreiding zal toenemen i.v.m. de aanlevering van voedsel voor het vee en de afvoer van melk
en dieren t.b.v. vleesverwerking?

Antwoord

Als genoemd in het raadsmemo Veiligheid buitenwegen d.d. 14-12-2021 Veiligheid
buitenwegen (raadsinformatie.nl) staat de Slingerdijk op het Investeringsprogramma 2022.
Toename van zwaar verkeer (2%/10 jaar) is in deze rekenslag meegenomen. In 2023 en verdere
jaren willen we nog meer dijken aanpakken. Nader onderzoek in de voorbereidingsfase moet
uitwijzen welke aanpak aangewezen is en welke kosten daarmee gemoeid zijn.


Vraag 32
Leidt deze toename van het zware verkeer tot mogelijke gevaarlijke situaties m.b.t. de staat van
de dijken waaraan dit bedrijf gelegen is?

Antwoord

De toename van het aantal verkeersbewegingen die de uitbreiding van de melkveestal teweeg
brengt is minimaal ten opzichte van het huidige aantal verkeersbewegingen op de omliggende
wegen.


Vraag 33
Het voorgaande overziende, is het college bereid de ontwerp-Omgevingsvergunning in te
trekken?

Antwoord

Nee, er moet een besluit worden genomen op de aanvraag.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen over flitsbezorgdiensten

Lees verder

Schriftelijke vragen over de campagne 'Zet ook de knop om'

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word actief Doneer